De Amerikaanse presidentsverkiezingen zijn de meest spannende en onvoorspelbare sinds mensenheugenis. Niemand, inclusief ondergetekende, dacht een half jaar geleden nog dat Donald Trump een serieuze kanshebber was. Hij lapt politieke spelregels niet alleen aan zijn laars, nee, hij herschrijft ze. Ook al kan Hillary Clinton de nominatie nauwelijks meer ontgaan, de kracht van Bernie Sanders’s oppositie was onverwacht.
Het establishment van beide partijen is de greep op zijn achterband aan het verliezen, zo lezen we al geruime tijd in de (internationale) perscommentaren. Met name de Republikeinse Partij staat op het punt in tweeën gespleten te worden tussen enerzijds de donor class, bestaande uit de zakelijke en politieke elite, en anderzijds de blanke lagere middenklasse, die in de rust belt van de Verenigde Staten woont en de strijd definitief heeft verloren van automatisering en globalisering.
Losse partijorganisatie
De waarheid is dat de twee dominante Amerikaanse politieke partijen nooit een sterke greep op hun achterban hebben gehad. Dit geldt voor zowel kiezers als wel Republikeinse politici op lokaal en nationaal niveau.
Nederlandse politici leggen in de eerste plaats verantwoording af aan hun werkgever: de partij namens welke zij in een parlement of gemeenteraad zitten. Amerikaanse volksvertegenwoordigers hebben hun positie echter te danken aan de stemmers in hun district. Dat is een fundamenteel verschil: politici in de VS zijn immers veel vrijer om meningen te verkondigen die het goed doen bij hun eigen, relatief beperkte electoraat, dan hun Nederlandse collega’s. Een Nederlands kamerlid wordt bij recalcitrant (stem)gedrag uit de fractie gezet of belandt bij de volgende verkiezingsronde op een onverkiesbare plaats. De Republikeinse partijtop is Ted Cruz allesbehalve goed gezind maar Cruz zal senator blijven zolang hij de gunst van de Texaanse kiezers behoudt.
Een tweede reden waarom de greep van de partijtop relatief beperkt is, is dat het winner-takes-all systeem verschillende politieke groeperingen aanmoedigt coalities aan te gaan met andere. Kleine splinterpartijen worden ontmoedigd en kunnen zich beter aansluiten bij één van de dominante partijen. Het resultaat is dat de twee grote partijen naar Nederlandse maatstaven losjes georganiseerd zijn en uit verschillende vleugels bestaan. De uitgesproken libertariër Ron Paul, bijvoorbeeld, opereerde onder de vleugel van de Republikeinse Partij terwijl hij er tegelijkertijd forse kritiek op had en regelmatig tegen de partijlijn stemde, onder andere tegen de Patriot Act. Er is een substantiële libertarische beweging in de VS maar de Libertarische Partij haalt bij verkiezingen meestal niet meer dan enkele procenten. De meeste libertariërs vormen uit praktische overwegingen immers een vleugel binnen de Republikeinse Partij.
Deze partijorganisatie, niet zozeer het feit dat partijen hun grip zouden verliezen, heeft de opkomst van Trump mogelijk gemaakt. Deze opkomst heeft vervolgens de diepe onenigheden tussen de verschillende vleugels van de partij onherstelbaar blootgelegd. Het huidige Trump-electoraat stemde in 2000 en 2004 nog op George W Bush. Ondanks dat zij onder de streep weinig over hielden van zijn economisch beleid en hun zonen naar Irak en Afghanistan stuurden zagen zij Bush als één van hen. Zij identificeerden zich met een politicus die gemakkelijk sprak en honkbalwedstrijden en Nascar races bezocht. De wat kille private equity investeerder Mitt Romney bracht al een stuk minder enthousiasme teweeg bij de achterban. Na acht jaar Bush en acht jaar Obama zijn zij echter tot de conclusie gekomen dat geen van beide partijen hun economisch belang heeft nagestreefd of hen op cultureel vlak vertegenwoordigt.
Nieuw partijlandschap
Met het succes van Trump en Sanders is een nieuw partijlandschap op komst. Trump spreekt een marginaliserende groep als de blanke lagere middenklasse aan met een platform van economisch protectionisme, isolationisme, en nationalisme. Hij gaat tekeer tegen de verstikkende politiek correctheid op Amerikaanse campussen en het debat in zowel kranten als op sociale media. Hij appelleert aan een gevoel van miskenning bij zijn achterban door de media en de elite ervan te beschuldigen samen te heulen en maakt gewag van complotten tegen hem. Sanders spreekt een vergelijkbaar sentiment aan bij progressieven (overwegend millenials) die zich eveneens in de steek gelaten voelen door gematigde Democraten en zeer kritisch zijn tegenover Hillary Clinton die nauwe banden heeft met de top van het Amerikaanse zakenleven en samen met haar man grote sommen geld ontvangt van de grote banken. Sanders en Trump lijken meer met elkaar dan met hun respectievelijke partijestablishment gemeen te hebben. Les extrêmes se touchent.
Het succes van deze uitdagers maakt duidelijk dat de coalities waar beide partijen op konden rekenen niet meer vanzelfsprekend is. Sterker nog, ik verwacht een grote herschikking wat betreft partijloyaliteit bij electorale groepen en hoe zij zich zullen voegen naar het tweepartijenstelsel. Door de grote populariteit van protestkandidaten bij beide partijen bestaat de kans dat zij zich ideologisch nog verder naar de uiteinden bewegen. Naast de bestuurlijke consequenties in het gepolariseerde Amerika zal dit ook een gapend gat in het midden teweeg brengen. Vooral bij een nominatie van Trump, die met de dag waarschijnlijker wordt, zullen gematigde Republikeinen hun partij en masse verlaten. Ronald Reagan, die de Republikeinse coalitie ‘oprichtte’ die nu ten einde is, was zelf ooit Democraat voor hij Republikeins boegbeeld werd. Hij vond echter niet dat hij de partij had verlaten, maar dat de partij hém had verlaten. Onder leiding van Trump zullen gematigde Republikeinen zich verlaten voelen door hun partij.
Het is vooralsnog onduidelijk waar zij terecht zouden kunnen; bij de zo verfoeide Hillary Clinton? Toch maar Ted Cruz? Of dan maar niet stemmen? De Democraten kunnen hier uiteraard op inspelen door op termijn een echte middenpartij te worden. Daarmee riskeert de partij echter wel op de linkerflank van het spectrum ingehaald te worden door een nieuwe Bernie Sanders. Het is duidelijk dat een rechts-populistisch electoraat van een slinkende blanke lagere middenstand, een grote groep gematigde kiezers, en progressieve millenials er moeilijk uit zullen komen.
Toch lijkt het onvermijdelijk. Het Amerikaanse tweepartijenstelsel maakt het voor derde partijen erg lastig om electoraal succes te behalen. Dat ondervond ook Michael Bloomberg, de enige kanshebbende onafhankelijke kandidaat voor het presidentschap, die na beraad van een campagne afzag. Ondanks de duidelijke aantrekkingskracht van de ex-burgemeester van New York, economisch rechts van het midden maar op sociaal en ethisch vlak progressiever, zag hij cijfermatig geen kans om de verkiezingen te winnen.
Washington’s farewell address
George Washington, de eerste president en vader des vaderlands, waarschuwde in zijn Farewell Address (1796) voor het gevaar van politieke partijen (‘facties’ werden die toen genoemd). Zij zouden niet het algemeen belang van de republiek vertegenwoordigen maar eerder uit zijn op gewin voor eigen achterban; politieke strijd tussen partijen zou daarnaast de federale overheid verzwakken. Deze oproep tegen politieke partijen an sich klinkt een modern publiek natuurlijk vreemd in de oren. Toch lijkt deze waarschuwing zeker de laatste twintig jaar, met onbestuurbaarheid als gevolg van de toenemende partijpolitieke polarisatie, van voorspellende waarde gebleken. Nu de Republikeinse Partij uit zijn voegen kraakt en de Democraten hun eigen opstand moeten sussen lijkt de geest uit de fles. De federale overheid was met twee partijen al onbestuurbaar. Wie wat Amerika te wachten staat met drie partijen.